Citaat 25

Plato
'Er zal nooit een einde aan de problemen van staten komen, of zelfs aan die van de mensheid, tenzij filosofen in deze wereld koningen worden of tenzij degenen die we nu koningen of leiders noemen werkelijk en waarachtig filosofen worden.'

(Politeia)


Plato beschrijft in De Staat zijn ideale maatschappij, die beantwoordt aan de psychologie van de mens. Volgens Plato zijn er verschillende soorten mensen die verschillende soorten taken moeten hebben. Ten eerste zijn er de arbeiders, die met het begerende deel van hun ziel denken en daarom in toom gehouden moeten worden. Daarna komen de wachters, het leger, en dat zijn mensen die met het vurige deel van hun ziel denken en daarom erg moedig zijn, zodat ze de arbeiders onder de duim kunnen houden. Bovenaan staan de filosofen. Dit zijn mensen die na jarenlange studie de Ideeën kunnen aanschouwen. Deze superieure vorm van kennis is van een geheel andere aard dan de kennis die arbeiders en wachters hebben van waarneembare dingen, de kennis die Plato doxa noemt, mening.
Volgens Plato is het aanschouwen van de Ideeën cruciaal om een staat goed te leiden. Mensen die alleen schaduwen op aarde kunnen zien, hebben geen werkelijk inzicht. Zij kunnen alleen hun eigenbelang dienen en niet het algemeen belang van de staat. Daarom trekt Plato de conclusie dat de problemen van de staat en de mensheid alleen opgelost worden als filosofen leiders worden of leiders filosofen.


terug naar overzicht citaten
vorige citaat
volgende citaat