|
vrijzinnighumanisme.be
door: V De Raeymaeker
In Parijs, 1958, maken we kennis met Lucien. Hij is een ouderwetse schilder,
“pompeus” vindt hij zelf , wars van moderniteit en vernieuwing.
Toch houdt hij een kraampje open en probeert hij zijn schilderijen te
verkopen.
We vernemen dat hij een meisje (Amanda) leren kennen had, zijn grote,
eeuwige romantische liefde, maar ook zijn Grote Ontgoocheling, want “je
te quitte”; ze verlaat hem. Hij dwingt haar alle portretten die
hij van haar gemaakt heeft mee te nemen maar ze verbergt er vlug ééntje
tussen zijn vele afgewerkte doeken. Dan gaat ze weg zonder hem nog ooit
terug te zien. Dat ene doek en het beeld dat hij van haar heeft in zijn
levendige herinneringen, zal hij altijd blijven bewaren.
Dan krijgt hij een schok, want er komt een jong Italiaans koppeltje opdagen
( Elena en Eligio”) en ze kijken naar zijn doeken. Wat hem zo schokt
is het feit dat hij vanuit zijn verbeelding net datzelfde koppeltje geschilderd
heeft, enkele dagen geleden voor de ingang van hun hotel zonder ze nochtans
ooit gezien te hebben…
Ook hen geeft hij het schilderij mee maar gaat niet naar de maaltijd die
ze hem als dank hebben aangeboden.
Elena en Eligio keren naar Spina in Italië terug en leiden daar verder
een idyllisch bestaan,- bijna een sprookje- zonder te beseffen dan Lucien
hen blijft schilderen… Telkens er in hun leven een belangrijke(re)
gebeurtenis plaatsvindt, hoort Lucien een dwingende ( “zachte, oorverdovende”)
stem waaraan hij niet kan weerstaan tot hij naar zijn atelier gaat. Dagen
na elkaar krijgt hij beelden te zien, daarna dromen, nachten na elkaar
dezelfde en die houden pas op als hij schildert.
Er is ook Marga. Ze woont in Parijs, is vierentwintig en bezig met een
manuscript over het leven van de Vlaamse schrijfster “Eva Zomers”.
Deze schrijfster was heel bekend in de jaren zestig en bezig met een cult-following
op te bouwen, als ze in 1968 plotseling verdwijnt. Pleegde ze zelfmoord?
Had ze een ongeval? Is ze dood? Leeft ze nog?
Een biografie schrijven over Eva blijkt bijzonder moeilijk want het feitenmateriaal
is eerder schaars zeker waar het gaat over haar vreemde verdwijning. Ook
Marga krijgt een kort visioen waarin ze een hand en een pols ziet met
een armbandje met drieëntwintig bedeltjes, waarvan één
een spinnewieltje dat een druppeltje bloed op een vinger prikt.
Als ze naar Parijs trekt om daar bij Guido, een goede vriend van haar
overleden vader, te gaan logeren, blijkt die zijn buurman Lucien te zijn,
die ondertussen al oud geworden is, maar ook wijs en doordrongen van de
kracht van de kunst.
Marga lijkt op zijn Grote Liefde….
Claire Polders heeft duidelijk heel veel zorg besteed aan de opbouw van
haar roman die ingenieus in mekaar geknutseld is en waarin gebeurtenissen
zich op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen afspelen
en dan nog eens beleefd door verschillende personages: Terwijl we het
leven van Eligio en Elena zich zien afspelen, ontrolt zich ook haar zoektocht
en komen we stapsgewijs meer te weten over Eva Zomers en ook over de jeugd
en het leven van een hele reeks protagonisten.
De schrijfster weet je interesse op te wekken en levendig te houden. Ze
is bijzonder erudiet, kent de naoorlogse geschiedenis, ze denkt na over
de Kunst in al zijn geledingen, ze filosofeert, peilt naar het allesoverheersende
belang van het woord .
Ze durft heel wat aan en zal bijvoorbeeld over de fictieve schrijfster
Eva Zomers een massa gegevens verstrekken, bijvoorbeeld in voetnota’s,
door wat anderen over haar zeggen, door haar gezegdes aan te halen, door
kwistig om te springen met de plots van de romans die Eva zou geschreven
hebben.
Toch is het nog een “jong” boek, dat het frisse heeft van
een jeugdroman, maar ook de barstjes en spleetjes ervan. Niet alles “past”,
sommige conversaties doen onecht aan, soms is haar taal vreemd oubollig
( “ De roerselen van zijn hart”, “Het beeld van haar
gezicht”, “Zolang haar beeltenis hem niet obsedeert”,
“ Zijn streng opgevoede jongen mocht niet verleid worden door hoerengedrag”,
“ Als het dier met de rijder ten val is gekomen”, “Ze
doneren de schuur als opslagruimte”). De geschiedkundige achtergrond
is skeletachtig en soms cliché.
Toch lees je geïntrigeerd verder, want je wil weten.
En je geniet van een schrijfster die deugd heeft aan het schrijven en
het in de ban houden van haar lezers.
>> terug naar pagina
Recensies |