Dokter Victor Hoppe, de hoofdpersoon van
deze beangstigende roman, wedijvert met God. Hij meent dat mensen zichzelf
te vaak grenzen opleggen. Als we naar de gelijkenis van God zijn geschapen,
kunnen we meer dan we denken.
Victor Hoppe was een oerlelijk kind met een hazenlip en werd na zijn geboorte
door zijn vader naar een gesticht gebracht en daar abusievelijk debiel
verklaard. De zusters gaven hem een bijbel en zo leerde hij over God,
maar het beeld dat hij kreeg voorgeschoteld was allerminst positief. God
was een almachtige die straft, neemt en doodt, de belichaming van het
kwaad.
Als Victor Hoppe jaren later zijn doktersdiploma haalt, heeft hij maar
één doel: goed doen en het kwaad bestrijden. Hij wil de
fouten verbeteren die God in de haast gemaakt heeft. Hij kan niet berusten
in Gods wil, hij wil Hem het nakijken geven. Pech in het laboratorium
ziet hij als een spel van zijn Vader die het hem moeilijk maakt. Hij vertelt
zichzelf en zijn collega’s dat we ons niet moeten neerleggen bij
mislukkingen. De aanhouder wint, of met andere woorden: soms is wat onmogelijk
lijkt, alleen maar moeilijk.
|