Freud ontwikkelt
op basis van het gedrag van zijn patienten een theorie die verklaart wat
wij een 'trauma' noemen. Als we nare ervaringen hebben, waar we liever
niet aan herinnerd worden, proberen we deze te verdringen naar het onbewuste.
Maar Freud gelooft, dat er ook ervaringen zijn, die zo'n grote schok teweeg
brengen, dat ze niet door de ontvanger verdringd kunnen worden: de ervaring
is al verdrongen, voordat het geregistreerd kan worden. Het opname-apparaat
van de ontvanger was niet 'aufnahme-fähig', het kon niet waarnemen
dat er een schok binnenkwam en het weet niet dat deze schok zich vervolgens
onzichtbaar schuil houdt. Dit is het ontstaan van een trauma. Er is een
gebeurtenis, zonder reactie. Later zal de stille gast wel van zich laten
horen en dan is er een reactie zonder directe aanleiding: het trauma zal
zich openbaren.
Het paradoxale van deze theorie is dat niemand volgens Freud van een trauma
kan getuigen: volgens de ontvanger is er namelijk nooit iets gebeurd of
geregistreerd. De primaire verdringing is voor niets of niemand zichtbaar.
De ontvanger is zich niet van een probleem bewust! Freud vraagt zich dus
terecht af hoe hij op een hypothese komt, die nooit via getuigen getoetst
kan worden.
|