Filosofiekalender 2008 (3)
‘L’Europe n’était pas émue outre mesure alors que son art par excellence venait d’être condamne à mort.’ (Florian Zeller, La fascination du pire, 2004) [‘Europa was niet al te zeer aangedaan hoewel haar kunst bij uitstek zojuist ter dood was veroordeeld.’]
Florian Zeller, wonderkind van de Franse literatuur, maakt een paar maanden voor de moord op Theo van Gogh het moslimfundamentalisme tot literair thema. Twee jonge schrijvers reizen naar Caïro voor een congres over literatuur en merken dat het Egypte dat Flaubert ooit beschreef niet meer bestaat. De zeden zijn veranderd en men leeft er nu volgens de regels van de Koran. Er heerst bovendien een literaire censuur – Madame Bovary is er verboden.
Terug in Parijs schrijft een van hen een roman over de reis. Zijn personages doen boute uitspraken over de islam met als gevolg dat de auteur door fundamentalisten wordt bedreigd en doodgeschoten. De andere schrijver volgt met afgrijzen de lauwe reactie op deze moord. Voor hem is de roman een essentiële, bij uitstek Europese kunstvorm die verdedigd zou moeten worden. Maar alles wordt afgedaan als een eenmalig voorval. Europa probeert de moord zo snel mogelijk te vergeten en een strijd voor absolute vrijheid in romans blijft uit.