Filosofiekalender 2003 (3)
‘Mijn omschrijving van grootheid bij de mens is amor fati: dat iemand nooit iets anders wil hebben, niet naar voren, niet naar achter, nooit in alle eeuwigheid.’ (Friedrich Nietzsche, Ecce homo, 1888)
Amor Fati, de liefde voor het lot, betekent voor Nietzsche een onvoorwaardelijke bevestiging van het leven. Alleen de sterken zijn volgens hem tot die bevestiging in staat, omdat het werkelijk liefhebben en willen van je lot verbonden is met eeuwigheid. Als je iets echt wilt, dan wil je daar ook de eeuwige herhaling van. Als je de eeuwigheid ervan niet wenst, dan wil je het eigenlijk maar half.
De grootheid van de mens bestaat eruit dat men het gewicht van de eeuwige herhaling van het leven kan verdragen. Als je het leven als zwaar ziet, als een last, dan is de eeuwige herhaling ervan ondraaglijk zwaar. Als je het leven als licht ervaart, dan geeft de eeuwige herhaling je vleugels. Daarom ziet Nietzsche Amor fati als de beschrijving van de grootheid van de mens: alleen als je sterk bent en onvoorwaardelijk van je lot kunt houden, kun je het idee van de eeuwige herhaling verdragen.