Roland Holst Huis – Bergen (5)
Een zonnige dag. Een fietspad. Een kudde grazende runderen, die volgens ingewijden wisenten heten. Er was niets te horen, behalve de zee die in de verte op het strand rolde en de horizon was leeg. Zo ver als ik kon kijken: schapenwolken, helmgras, zand. Ik was een middag in de duinen en sliep vannacht zo diep als de Hollandse polder.
Opgegroeid in een nieuwbouwwijk en daarna van stad naar stad verhuisd, ben ik slecht bekend met de natuur. Tuinen hadden de huizen wel waarin ik woonde, maar een passie voor tuinieren ontbrak. En in de zomer kampeerden we nooit – wij waren een familie van zeilen en wind.
In dit huis aan de Nesdijk is de natuur alom aanwezig. Op de muur tegenover me staat een citaat van Roland Holst ‘Sommige mensen verdwijnen in het niet, ik in het riet.’ Erboven hangt een foto van zijn overwoekerde woning.
Tijdens een middagwandeling hier in de buurt zie ik talloze vogels waarvan ik er slechts een paar kan benoemen. Reigers, kraaien, merels. Maar verder? Ik zag een prachtige roofvogel – was het een valk of een havik? En hoeveel meeuwachtigen bestaan er wel niet? Ook als ik ’s morgens naar de bloemen in de tuin kijk, constateer ik met verbazing hoeveel soorten bijen en hommels er bestaan. Mensen met een spinnenfobie kunnen beter niet naar Bergen afreizen.
De natuur. De duinen. De polder. Het is waarvoor ik gekomen ben. De roman waaraan ik werk is in Nederland gesitueerd en na tien jaar Parijs werd het tijd me onder te dompelen in waar ik vandaan kom en wat ik nu eindelijk leer kennen.
De poëzievangst van vandaag: Fleur Bourgonje – Vrije Val. Van de plank gekozen omdat we een titel delen (Salto Mortale). Het eerste deel waarnaar de bundel is vernoemd gaat over een liefdesrelatie die opstijgt, springt, neerkomt, gebeurt en verder gaat. Vooral het gezamenlijk vallen vond ik sterk verbeeld en toch was er geen enkele zin die ik wilde citeren. Haar gedichten leunen meer op hun overkoepelende betekenis dan op sterke individuele frasen.