Roland Holst Huis – Bergen (2)
De sleutel van het huis haal ik op bij de boekhandel en al weet ik dat dit een tamelijk nieuwe regeling is, voelt het alsof dit zo hoort. Wie anders opent de deuren naar het domein van een schrijver? De woorden ‘e-reader’ en ‘iPad’ horen niet in dit dorp thuis.
Bij het binnenstappen van het huis word ik aangenaam zenuwachtig. Welke illustere voorgangers hebben hier geleefd, gewerkt, geschreven? Ik loop naar het bureau toe, leg mijn hand op het tafelblad en neem plaats. Gisteren zat hier nog iemand anders. Ik weet niet wie en dat doet er ook niet toe – we hebben iets met elkaar gemeen. In de keuken kijk ik naar de wijnglazen en koffiekopjes. Ik glimlach. Niemand heeft een spoor achtergelaten en toch is het huis gevuld.
Meestal voel ik me een buitenbeentje, in mijn familie, in mijn buurt, en het is een positie die me bevalt, want in mijn ogen rechtvaardigt het mijn behoefte aan eenzaamheid. Zelfs bij mijn beste vrienden, voel ik me soms een vreemde – kennen ze mij wel, vraag ik me dan af. En soms durf ik ook nog eens ‘nee’ te zeggen. Want ze weten niet hoe het voelt een roman te schrijven. Ze kunnen piano spelen, columns tikken, zingen, schilderen of acteren, maar zolang ze geen roman hebben geschreven, kennen ze me niet, blijft het allerwezenlijkste in mij verborgen.
Natuurlijk verwacht ik te veel, kunnen mensen elkaar nooit werkelijk kennen, schiet ik ook naar hen toe te kort, omdat ik niet weet hoe het voelt om muziek te schrijven of te schilderen, maar het verklaart wellicht waarom ik mij in Bergen meteen thuis voel. In dit huis ben ik geen jonge vrouw die met een bepaald karakter en een zekere geschiedenis boeken schrijft. In dit huis ben ik een schrijver. Punt. Alles wat ik verder nog ben of heb gedaan is een bijkomstigheid.