Roland Holst Huis – Bergen (13)
Ach lieve dichter. Veertien dagen onder jouw rieten dak, in jouw tweede huid, met jouw poëzie om me heen – ik leer je kennen. In mijn gedachten heet je allang geen Roland Holst meer. Je werd Adriaan en daarna Jany, want zo noemde iedereen jou.
In de zomer leed je aan depressies en in de winter moest je je huis ontvluchten vanwege bevroren waterleidingen en riolen. En dan je liefdesleven. Het kwelde je, hoe sterk je je tot het vrouwelijke aangetrokken voelde, maar het kwelde je meer wanneer de meisjes je schrijfrust kwamen verstoren. Voor één vrouw maakte je een uitzondering, zij mocht wat langer blijven, maar haar verloor je in de oorlog. Daarna had je alleen nog de herinnering aan haar voetstappen die het pad langs je huis op kwamen. Andere vrouwen probeerden je voor hen te winnen en jij liet je verleiden al bleef je van binnen trouw aan die ene dode geliefde.
Ach lieve dichter, via jou leer ik een nieuwe oude wereld kennen. Weet je hoeveel tijd we op deze aarde met elkaar hebben gedeeld? Drie maanden min tien dagen. Toen jij stierf was ik net geboren.