Praatstad
Mijn broer en ik doorkruisen de stad. Van Montparnasse naar Hôtel de Ville en Places de Vosges. Of we zijn ambitieuzer en wandelen vanaf de linkeroever eerst naar het park Monceau en vervolgens over de lange boulevard Hausmann naar het park Buttes Chaumont. De zon verwarmt onze ruggen en schijnt ons soms recht in het gezicht, maar de handschoenen blijven aan.
In gedachten zijn we op een boot in Zeeland of in een keuken of een tuin, want herinneringen domineren onze gesprekken. Parijs blijft daardoor een decor. De statige huizen, uitbundige kerken en gevels vol kleuren en letters verdwijnen op de achtergrond. Een goed decor dringt zich niet op.
Soms sta ik stil en knijp in zijn arm. ‘Kijk eens,’zeg ik dan en zijn ogen gaan open. We staan voor de Notre Dame of steken een beroemde laan over. Hij geniet en ik ook: al woon ik al tien jaar in deze stad, ik blijf hem bewonderen. Zodra een van ons het woord herneemt, schikt de omgeving zich weer naar zijn positie. We raken heel lang niet uitgepraat.