Parijs (1/4) – In de zomer
Verdwaasde toeristen in korte broeken sjokken over de boulevards. In hun hand een flesje lauw water en een plattegrond. Teleurgesteld vegen ze het verstofte zweet van hun voorhoofd. De schoonheid die hen is beloofd verschuilt zich achter de hitte van het asfalt. Geen parfum stijgt uit boven de urinegeuren en het in de zon gefermenteerde vuilnis. Iedere zeebries ontbreekt.
Banketbakkers, schoonheidsspecialisten en boetiekeigenaren laten hun rolluiken neer en sluiten hun winkels voor minimaal een maand. Het aanzien van residentiële wijken is desolaat. Réouverture fin août. Wanneer het leeuwendeel van de klandizie op vakantie is, kun je maar beter hun voorbeeld volgen. De winkeliers die blijven, zitten zuchtend met een sigaret op de stoep in de hoop op een vriendelijk woord.
De zakenlui en bureaucraten die nog niet naar het Zuiden zijn gevlucht, waar hun landhuis met zwembad op hen wacht, nemen extralange lunchpauzes in de weinige restaurants waar een airco blaast. Werktijden zijn altijd relatief. Openingstijden en bereikbaarheid dus ook. De bewoners van de banlieues die zich een vertrek niet kunnen veroorloven, komen de binnenstad in en strekken zich uit op de oevers van Paris Plage. Volgens de burgermeester is het water van de Seine weer schoon genoeg om in te zwemmen.
Door de verlaten straten van het zevende arrondissement, die doorgaans bevolkt worden door diplomaten en ambtenaren, loop ik van mijn atelier nabij Saint Placide naar het Institut Néerlandais aan de Rue de Lille. Ik werk er vaak om aan de stem van mijn echtgenoot te ontkomen, die via allerlei kanalen met zijn creatieve partners in Londen, Stockholm en LA communiceert. De bibliotheek van het instituut, die op drukke dagen zo’n vijf bezoekers telt, is leeg. Het raam staat open, al is er geen luchtstroom om verkoeling te brengen. Alleen de verkeersgeluiden van Saint Germain glippen naar binnen.
Bij gebrek aan concentratie verplaats ik mij in gedachten naar andere delen van de stad waar vast en zeker lange rijen staan. Voor de musea en de Notre Dame. Voor de bioscopen en de Eiffeltoren. Er is te weinig schaduw om alle belangstellenden te kunnen beschermen. Slimmeriken zoeken daarom een terras op onder de bomen totdat de zon achter de hoge huizen is verdwenen. Zij slaan hun slag bij het Louvre op avonden dat de galerieën er tot negen uur ’s avonds geopend zijn.
Ik staar nog eens uit het raam en tel de dagen tot ik naar Nederland vertrek. De hele maand augustus zal ik in het Roland Holst Huis verblijven in Bergen om te werken aan mijn vierde roman die diep in de Hollandse polder speelt. Ik verlang naar de duinen, de Noordzee, de bossen. Parijs is een wereldstad, een lichtstad, een flaneerstad, ja, een prachtstad is het. Maar Parijs in de zomer is niet mijn favoriet.
Deze column is geschreven voor de website van Caspar Visser ‘t Hooft, auteur van enkele verhalenbundels. Zijn debuutroman ‘Koningskinderen‘ verschijnt in de herfst van 2010.