Nederlandse Auteurs en Uitgevers op Boekenbeurs in China
Wat een commotie. Schrijvers in Beijing die gepikeerd een speldje weigeren, Amnesty die daar teleurgesteld over is, Theodor Holman die in het Parool de draak steekt met de weinig heldhaftige Nederlanders, Marcel Möring die zijn collega-schrijvers in de NRC met Shell vergelijkt, Grunberg die in De Volkskrant schrijft dat opportunisme en lafheid mensenrechten zijn, maar dat de camouflage van dat opportunisme immoreel is, Abdelkader Benali die juist voor de delegatie in de bres springt door zich op Facebook over Grunberg en Möring uit te laten, De Contrabas die het debat kritisch becommentarieert en Henk Pröpper die als directeur van het Letterenfonds de ‘missie’ in de Volkskrant (en op Facebook) nog eens ontvouwt. Het is maar een greep uit de reacties. Wat is er aan de hand?
Het probleem is volgens mij dat de verwachtingen van de thuisblijvers niet overeenstemmen met de motieven van de aanwezigen in Beijing.
Wij thuisblijvers zouden het namelijk fijn vinden wanneer onze Nederlandse collega’s eens flink tekeer zouden gaan in China. Lekker stennis schoppen. De waarheid roepen. Laten weten wat wij denken. De Chinezen laten voelen hoe fout ze daar zijn, met hun huisarrest en verboden. Want wanneer onze collega’s dit allemaal uitspreken, hoeven wij het niet te doen en kunnen we er toch van profiteren. Het zou Nederland weer eens goed in beeld brengen als een heldhaftige natie die voor mensenrechten vecht.
Maar waarom zijn de auteurs en uitgevers naar China gegaan? Om boeken te verkopen of om de censuur aan te kaarten?
‘Vanaf het begin hebben de Nederlandse auteurs die ons vergezellen helder uitgesproken dat het hun drijfveer was om China te leren kennen, schrijvers, journalisten en uitgevers te ontmoeten, en waar mogelijk ook in contact te komen met kritische (dissidente) auteurs en kunstenaars.’ (Henk Pröpper, de Volkskrant 3/9/2011). Dat klinkt als een eerlijk motief met realistische perspectieven en als mij was gevraagd hen te vergezellen, had ik niet geaarzeld en was ik meegegaan. Het verblijf is bovendien zorgvuldig voorbereid en in samenspraak met Amnesty International georganiseerd. Waarom dan toch zoveel commotie?
Omdat de auteurs geen speldjes wilden dragen. Omdat Chinese schrijvers (onverwacht?) huisarrest hebben gekregen. Omdat het ambivalent is zaken te doen met mensen die je op politieke en morele gronden zou willen verfoeien.
Misschien had de commotie voorkomen kunnen worden door nog duidelijker te zijn over de intenties: de delegatie is daar om contacten op te doen en boeken te verkopen, niet om Chinese leiders op hun beleid aan te spreken. De realiteit is alleen zelden zo zwart-wit, want ik geloof graag dat er in de wandelgangen toch veel is uitgesproken. En de weigering van het speldje dan? Tja, waarom zou je het niet dragen? Subtiel tonen waar je voor staat, is iets anders dan je gesprekspartner met felle bewoordingen aanvallen. Maar goed, dat is misschien makkelijk gezegd. In Parijs word ik nooit gevraagd een speldje van Amnesty te dragen.
Ik betwijfel of ik zelf tekeer was gegaan, daar in China – stennis schoppen is zelden een effectieve manier om de dialoog te openen en gaande te houden. Of wie weet ben ik gewoon laf. Dat kan: ik zou zelf graag heldhaftiger zijn. Toch ben ik benieuwd wat de nu zo bekritiserende auteurs zullen doen wanneer ze, dankzij het grondwerk van deze delegatie, de komende jaren het verzoek krijgen hun werk in het Chinees te laten uitgeven.
Naschrift.
In De Volkskrant van maandag: Nederlandse schrijvers kritisch. In De NRC van zaterdag: Chinese schrijvers over de boekenbeurs. In De NRC van maandag Benali aan het woord. En het Letterenfonds publiceerde de reacties van de teruggekeerde Nederlandse auteurs.
Zojuist (6 september) verscheen dit artikel in De NRC, over hoe een officieel bezoek de vrijheid van dissidenten juist kan belemmeren.