Uncategorized

Lunchpatronen

Dinsdag
Zodra ik in de Thalys stap, heb ik honger. Ook als ik een uur daarvoor nog gegeten heb. Misschien denkt mijn lichaam dat het zelf hard aan het werk is als ik met 300 km per uur door een grijs landschap raas. Omdat de broodjes van de treincatering me niet bevallen, heb ik mijn eigen etensvoorraad meegenomen. Mijn lunch op deze dag bestaat uit amandelen, zelfgebakken maisbrood en een appel.  Twee uur later in Breda, tijdens het gesprek over de nieuwe versie van Salto Mortale, begint mijn maag hinderlijk te knorren.

Woensdag
Uitgeverij De Geus is een grote Brabantse familie. Iedere dag is er wel iemand jarig, dus iedere dag wordt er op taart getrakteerd. Mijn Parijse madeleines en financiers worden evenwel dankbaar in ontvangst genomen (al zal ik de volgende keer iets anders meenemen). Tussen half een en een, druppelen de gezinsleden het atrium in, waar ze aan een lange tafel aanschuiven waarop boterhammen en beleg staan uitgestald. En literpakken melk. Na acht jaar Frankrijk ben ik het enigszins ontwend dat volwassenen grote mokken melk leegdrinken. Zelf houd ik het die dag bij wat crackers, zenuwachtig als ik ben voor de fotosessie die op de lunch zal volgen. (Ik had natuurlijk hete soep moeten eten, want vanwege de stralend blauwe lucht werden de foto’s in het park gemaakt en omdat de roman begin september verschijnt, moest die dikke winterjas uit.)

Donderdag
Een voor een leer ik de gezinsleden van De Geus kennen en opnieuw lunch ik met hen aan de lange tafel. Gezellig. Mijn meegebrachte avocado inspireert een gesprek over goede en slechte vetten en of pindakaas gevaarlijk transvetten bevat of niet. (Volgens mij niet, maar ik twijfel nu). Ook in het Brabantse begint men bewuster en gezonder te eten. Biologisch. Dat het redactioneel gezien klikte tussen De Geus en mij, dat was al duidelijk, maar zelfs qua levenstijl voel ik me hier thuis.

Vrijdag
Waar is lunch nog gewoon een broodje kaas? Bij oma natuurlijk. Om twaalf uur sta ik voor haar deur in Oosterhout. Ze doet niet open en de overbuurvrouw komt al ongerust haar huis uit. ‘Ik heb de sleutel hoor’ zegt ze, maar ik vermoed dat het door mijn oma’s koppigheid komt, dat ze niet opendoet; ze heeft een hekel aan haar gehoorapparaat en zonder dat ding in, hoort ze de deurbel niet meer. Gelukkig rinkelt de telefoon harder. ‘Ik sta voor uw deur!’ Een uurtje later zitten we aan tafel: sterke zwarte koffie, bruine broodjes uit de oven en oude Goudse kaas.

Zaterdag
Het leven van een vegetariër en ambiërend veganist is in Nederland zo gemakkelijk niet. Gerechten die zonder vlees of vis gemaakt worden, zitten meestal vol met kaas. Maar in café Floor in Rotterdam is er een salade met geroosterde groenten en noten. Zonder kaas. Die neem ik dus, maar als de borden geserveerd worden kijken mijn moeder en ik enigszins afkeurend naar de presentatie. De salade wordt geserveerd in een gefrituurde bladerdeegbol ter grootte van een kinderhoofd en heeft een dressing waarin je de chemische toevoegingen bijna kunt proeven. Toch eet ik mijn bordje leeg. Groenten! Noten! Zeldzame ingrediënten op de Nederlandse lunchkaart.

Zondag
In het gezin van mijn broer met twee kinderen van nog geen 1 en net 3 jaar is de lunch een opvoedkundig hoogstandje. De oudste mag kiezen wat hij op zijn brood wil, maar als hij precies hetzelfde kiest als voor het ontbijt, krijgt hij stiekem toch wat anders. Jam in plaats van pasta – hij is er niet blij mee, maar eet het uiteindelijk gewoon op. Aan tafel blijven zitten is wat moeilijker. Hij is zo moe van de lange fietswandeling (zo een waarbij de ouders wandelen en het kind fietst, totdat het kind niet meer fietsen wil en de ouders de fiets dragen) dat hij de aanwijzigingen van zijn ouders nauwelijks meer hoort en al snel een traantje laat als hij het allemaal niet meer begrijpt. Gelukkig biedt een appel afleiding. Klein verdriet is snel getroost. De baby, die zo rechtop zit en zoveel brabbelt, dat ze nauwelijks meer een baby genoemd kan worden, krijgt zonder knoeien een soort brinta naar binnen gelepeld, een maaltje dat even later tijdens het spelen, weer deels naar buiten komt. Mijn lunch: een dikke thuisgebakken bruine boterham met pindakaas.

Maandag
Terwijl ik op bezoek ben bij mijn andere oma, die in een verzorgingtehuis zit, krijgt zij een warme maaltijd geserveerd. Hutspot met runderworst. Ze mag dagen van tevoren zelf aankruisen wat ze wil eten en toch valt het haar altijd tegen. Dit keer is het velletje van de worst te taai en de worst zelf veel te hard. ‘Niet te eten.’ Ik zit naast haar, zie dat ze gelijk heeft en beaam dat haar klachten terecht zijn. Maar dat is niet genoeg. Ze wil het me laten proeven. ‘Nee, dank u oma,’ zeg ik. De kletskoppen die ze me vervolgens aanbiedt, sla ik eveneens af, al laat ik het na om uit te leggen dat ik probeer zo min mogelijk suiker te eten. Suiker vermijden is volgens de meesten alleen nodig voor diabeten en mensen op dieet – en ik ben geen van beiden. Ik laat het bij een glaasje water en bestel later in Haarlem in een café een waldkornbroodje met geitenkaas.

Dinsdag
Onderweg naar een collega-schrijver/vriendin kom ik langs een biologisch lunchzaakje waar de helft van hun producten veganistisch is. Waar ben ik? In Amsterdam natuurlijk. Ik bestel een kikkererwtenburger en eet hem in grote happen op. Eindelijk weer eens iets voedzaams.

Terug in Parijs besef ik dat het tijd wordt te concluderen dat ik een lastige eter ben en dat de lunchpatronen van de gemiddelde Hollander niet meer met die van mij overeenkomen.

One Comment

  • Linda

    Potdikkie…. zomaar in het Oosterhoutse geweest? En ik wist van niks? Haha… het was vast erg gezellig bij je (koppige) oma.

    Groeten uit Oosterhout,
    Linda Baarh