Levensvreugde
Daar liep ik dan, op zo’n nazomerende herfstavond met blote benen door Parijs. (Dat is een groot voordeel van het vrouw-zijn, moet ik zeggen, dat je rokken mag dragen en de warme of koele wind op je dijen kunt voelen.) Het was bijna volle maan en het Grand Palais lag er schitterend bij. Ook de Pont d’Alexandre en de Dome des Invalides waren glorieus verlicht en sereen.
Ik had zojuist, na een middag schrijven in het Institut Néerlandais, een aperitief gedronken met een collega auteur en liep met vrolijke tred door de mij zo bekende stad. En ik dacht: wat ben ik toch een enorme bofkont. Een enorme bofkont dat ik in Parijs woon en zomaar op een doordeweekse dag hier over straat loop en kan lachen naar de auto’s die voorbij razen, naar de groepjes jonge mannen die rugby spelen op de veldjes, naar de bruiloftsgasten die zich voor een foto verzamelen. Ja, ik lachte zelfs naar de politie agenten die me staande hielden, omdat er in een nauwe straat een auto moest worden weggetakeld.
Een en al vrolijkheid liep ik mijn huisje binnen, zette de tijm en basilicum plantjes, die buiten een middag van de zon hadden genoten, weer op tafel en schonk mezelf een glas wijn in. En vervolgens las ik mijn e-mail waarin ik een berichtje trof van een hele lieve vriendin die zich verheugde op koekjes met mij in Parijs en ik dacht: wat ben ik toch een bofkont.