Lenterige lichtheid
Op een terras waar meer dan dertig Parijzenaren en toeristen zijn neergestreken, loopt een mager meisje rond met een enorm serveerblad. Op deze onverwacht mooie dag staat ze er alleen voor en van haar illusieloze blikken leid ik af, dat ze het heeft opgegeven om haar cliënten tevreden te stellen. Alleen voor het hoogst noodzakelijke is ze beschikbaar: bestellingen opnemen, tafels afruimen en gerechten serveren die de keuken heeft uitgespuugd – ze doet het op de automatische piloot zonder te geloven dat iemand er beter van wordt. Verzoeken om waterkaraffen en extra servetten negeert ze. Evenals de klachten over het lange wachten.
Mijn man en ik bestellen twee glazen crianza en twee borden Spaanse soep met spelt en bonen. Haast hebben we met deze lunch niet. Het is weekend, we zitten buiten en hebben gespreksstof genoeg. De wijn is op voordat de soep op tafel staat, een soep die in kleine kommen is geserveerd en op bouillon lijkt. Pas na het oplepelen ervan beseffen we dat het beloofde brood niet is meegekomen. Ondanks onze honger besluiten we niet opnieuw iets te bestellen – we gaan later wel ergens een bakkerij in. Of niet.
De volgende stop blijkt een nieuwe wijnwinkel te zijn, die op deze zonnige zaterdag spontaan besluit tot een proeverij van biologische cuvées. Uiteraard zeggen we geen ‘nee’, we hebben immers nog steeds geen haast. De eigenaar is uiterst gul met de scheuten alcohol en op de weg terug naar huis lopen we minder recht dan gewoonlijk, al is het nog geen zwalken te noemen.
Voor de deur van onze vaste enoteca staat onze cavist met zijn armen over elkaar – op ons te wachten lijkt het wel. Hij biedt ons een glas prosecco aan dat we niet kunnen weigeren. De lenterige lichtheid van de dag bereikt zijn hoogtepunt als mijn man besluit om thuis de eerste fles rosé van dit voorjaar open te trekken. En daarna maken we maar gauw wat te eten klaar; spaghetti pomodorini met tien tenen knoflook. Zwaar voel ik me voorlopig niet.