Uncategorized

Ibiza 2008 (1)

Op het vliegveld in de lange rij voor de checkin sprak een Franse studente me aan met een praktische vraag. Uit beleefdheid gaf ik antwoord en tegen wil en dank raakte ik met haar in gesprek. Een van de redenen dat ik zo van reizen houd, is dat ik onderweg alleen kan zijn: dagdromen of opgaan in een boek – dat is voor mij vakantie. Maar in het half uur dat het wachten duurde, werd ik gedwongen volstrekt oninteressante informatie uit te wisselen en kwam er van mijmeren en lezen weinig terecht. Tijdens de bagagecontrole eindigden we in verschillende rijen en verloor ik haar uit het oog. Daarna ging ik mijn eigen weg: water kopen, laatste keer naar het toilet en op naar de gate. Eenmaal daar opende ik dat boek wat ik voor deze reis had bewaard (De wet van Spengler van Jaap Scholten).

Ik was nog op de eerste pagina toen ze bij me kwam zitten en het lege gesprek voortzette. Hoe kun je iemand beleefd duidelijk maken dat je geen behoefte hebt aan gezelschap? Ik dacht nog na over een antwoord op die vraag toen ze bekende dat ze vliegangst had. Dit gesprek met mij stelde haar op haar gemak. Fantastisch, nu kon ik haar niet meer zonder schuldgevoel afkappen. Ze vertelde over de stage die ze ging lopen en over de hitte van Madrid – ik luisterde. Een stemmetje riep dat ik moest aanbieden om tijdens de vlucht naast haar te gaan zitten, zodat ze minder nerveus zou zijn, maar een ander, wat egoïstischer stemmetje zei, dat ik vooral moest proberen die situatie te vermijden en dat ik recht had op wat alleentijd met mijn boek. Toen we het vliegtuig inliepen, ontglipte me toch een aanbod: ‘Als het je te veel wordt, moet je me maar komen opzoeken, ik zit op rij 14.’ Ze knikte dankbaar.
Tien pagina’s verder en me niet meer bewust van mijn omgeving, aaide er iemand over mijn arm. Verstoord keek ik op. Het was de studente. Natuurlijk. Ze zei dat de plaats naast haar vrij was en of ik alsjeblieft mee wilde komen, want ze voelde een paniekaanval opkomen. Ik graaide mijn bezittingen bij elkaar en liep met haar mee naar voren. Daar begon het geklets opnieuw. Waarom zat ik daar? Waarom had ze uit de groep van honderd passagiers mij gekozen om te pijnigen? Waarom praatte ze niet met de oude vrouw aan de andere kant – die vond een praatje misschien nog leuk.
Pas toen ik zag hoe ze tijdens haar monoloog bij iedere schommeling van het vliegtuig naar de leuning van de stoel tegenover haar greep, begon er iets te borrelen wat op mededogen leek. Ik had geen reden haar niet te helpen. Bovendien zorgde mijn irritatie voor spanning in mijn nek: ik kon me beter met de situatie verzoenen. Zodra ik dat besefte, ging mijn hart een beetje open.
Samen deden we ontspanningsoefeningen. Ik legde haar hand op haar buik en liet haar voelen hoe ze moest inademen en uitademen. En ik praatte tegen haar – over mijn aanstaande huwelijk, mijn derde roman, mijn schrijfvakantie op Ibiza. Bij ieder woord dat ik zei, kregen haar ogen meer glans en zag ik haar paniek afnemen. Halverwege de reis maakten we al grapjes en bij het uitstappen pakte ze mijn hand.
‘Hoe heb je geleerd iemand zo te ontspannen?’ vroeg ze. Ik moest over het antwoord nadenken – ik had het nooit geleerd. Ik wist alleen hoe ik mezelf rustig moest houden. ‘Yoga,’ zei ik. We namen kussend afscheid en met een intens tevreden gevoel liep ik van haar weg. Bij de gate voor Ibiza opende ik mijn boek. Ik had nog drie heerlijke alleenuren voor me.

One Comment