Boekpresentatie
Daar sta je dan, op je hakjes, te midden van schrijvers, journalisten en muzikanten. Je herkent gezichten, maar je weet niet meer welke namen daarbij horen en de mensen die je kent van foto’s op een achterflap, kennen jou niet. Naast je staat de enige aanwezige schrijfster die je een vriendin durft te noemen en ook al kunnen jullie doorgaans diepgaande gesprekken voeren over het schrijven, het leven en de liefde, nu kijken jullie elkaar schaapachtig aan en maken af en toe een volslagen overbodige opmerking zoals ‘Wat is het druk hè!’ en ‘Staan we hier straks niet in de weg?’ Intelligentie en creativiteit sterven onder de zenuwen – zenuwen waarvoor? Je hoeft niet eens te spreken. Het is armzalige verlegenheid waar jij last van hebt.
Het eerste glaasje wijn helpt en je spreekt jezelf moed in. Het was de bedoeling dat je je bij binnenkomst al aan de redactie zou voorstellen, maar omdat ze in gesprek waren en jij je nogal bekeken voelde, liep je snel en zwijgend de zaal in. Maar straks, ga je op hen af – ze moeten weten dat je er bent. Want wees eerlijk, zo vaak kom je niet op presentaties en een schrijver moet soms als een verkoper de deuren afgaan om zijn waren aan te prijzen.
Er wordt goede muziek gespeeld en er wordt mooi gezongen, een welkome afleiding die alle aanwezigen ontspant. Daarna val je met je neus in de boter, want plots zie je drie schrijvers staan die je redelijk goed kent en die je ook nog eens (op de wang) durft te zoenen. Maar eerlijk is eerlijk, zij staan er ook nogal onhandig bij en het blijft zoeken naar een onderwerp.
Gelukkig begint daarna de muziek weer en ben je drie wijntjes verder. Je schudt her en der een hand, maar je blijft vooral loeren, todat de eerste gasten alweer naar huis gaan. Het wordt tijd dat je in actie komt, want je weet heel goed dat als je daar gewoon blijft staan, met dat kleine clubje auteurs dat je wel kent en met wie het best gezellig is geworden, je jezelf vanavond voor de kop slaat. Binnen een half uur heb je je aan vier mensen voorgesteld en sta je zomaar oog in oog met twee wat bekendere schrijfsters. Voor de een heb je respect, wat je nogal onhandig duidelijk maakt door wat vage complimenten te maken over haar laatste roman. Over de ander heb je nog geen oordeel, al voel je je door haar niet helemaal serieus genomen, want je bent in haar ogen vooral jong, bedreigend misschien – een dreiging die zich uit in grapjes over dat zij (die twee wat bekendere schrijfsters) oude dames zouden zijn, terwijl jij alleen denkt ‘ik wou dat ik eindelijk eens als vrouw en niet meer als meisje werd gezien’ (maar die gedachte neem je een minuut later al weer terug, want op een dag word je vanzelf veertig, dus je kunt maar beter van je jeugd genieten).
Je kijkt nog eens om je heen, laat je introduceren bij een redacteur van een interessant tijdschrift, die geen redacteur meer blijkt te zijn, en doet op de valreep nog een voorstel voor een artikel bij een andere redacteur van een ander interessant tijdschrift. Tevreden verlaat je de presentatie, maar onderweg naar huis constateer je droevig dat schrijvers toch maar eenzame mensen zijn.
One Comment
Hagar
En sommige vrouwen van (ongeveer) jouw leeftijd zouden het heerlijk vinden om weer meisje gevonden te worden. Tijd om de kinderzitjes eens van de fiets te halen als ik naar een feestje ga.
(“kan het niet een beetje inhoudelijker Hagar, die reacties?”)(allright)
Schrijvers zijn zich vooral erg bewust van zichzelf. De eeuwige observatoren. Zet er honderd samen en niemand neemt initiatief. Op de arrivé(e)s na dan.