Filosofie Scheurkalender 2010 (8)
‘Het genot ontstond door het te intense bewustzijn van de eigen degradatie.’ (Fjodor Dostojevski, Aantekeningen uit het ondergrondse, 1864)
Volgens de verteller van Aantekeningen uit het ondergrondse is een te groot of te sterk bewustzijn een ziekte. Een mens zou voor zijn dagelijkse handelingen aan een simpel bewustzijn genoeg kunnen hebben. Maar ontwikkelde mensen, zoals hij, kunnen zich niet onttrekken aan wat een geweten wordt genoemd. Zijn geweten is zijn ziekte en toch is hij er trots op.
Hij is trots, omdat hij zich bewust is van het perverse van zijn gedrag. Hoe meer hij zich bewust is van het goede en schone, hoe meer hij de neiging heeft zich in het moeras te dompelen. Lange tijd heeft hij zich hiervoor geschaamd – hij was niet normaal, een mens die uit zichzelf tot het slechte neigt, is niet normaal. Maar naast schaamte voelde hij ook genoegen. Hij kon ervan genieten, omdat hij zich volledig bewust was van zijn eigen degradatie.
Wie op de bodem ligt, kan niet meer zinken. En wie niet kan zinken, voelt zich licht, zo licht, dat misère in zijn tegendeel omslaat en iets wordt om van te genieten.