Filosofie Scheurkalender 2010 (20)
‘Roddelen, dat was het middel van de zwakke om voor zichzelf monsters te scheppen, en die met zijn mond te bestrijden en af te straffen.’ (A.F.Th. van der Heijden, Het hof van Barmhartigheid, 1996)
In Het Hof van Barmhartigheid, het eerste boek van het derde deel van de cyclus De tandeloze tijd van A.F.Th van der Heijden, leert de lezer Hennie A. kennen, een vrouw die er ervan wordt beschuldigd haar ouders te hebben vermoord. Een van de hoofdpersonen van het boek, Albert, volgt haar proces met interesse. Volgens hem was Hennie A. al veroordeeld, voordat er een vonnis werd uitgesproken.
In ons rechtsysteem is een beklaagde onschuldig totdat zijn schuld is bewezen, maar soms is de publieke opinie de rechtbank voor. De mens heeft volgens Albert een diepe behoefte aan roddelen. Door kwaad te spreken over anderen kan men concurrentie en rivaliteit bezweren. De belasterde, die door zijn afwezigheid geen kans heeft op zelfverdediging, wordt zijn ware gezicht ontnomen en krijgt een masker op, dat bestaat uit de verzonnen verhalen die anderen over hem vertellen. En vervolgens wordt dat masker voor schut gezet en veroordeeld. In het belasteren van een ander worden de roddelaars bevrijd van het monster dat ze zelf hebben gecreëerd.