Filosofie Scheurkalender 2010 (16)
‘Wij kunnen ons nooit zoveel toekomst voorstellen als we verleden hebben.’ (Cees Nooteboom, Allerzielen, 1998)
De roman Allerzielen van Nooteboom begint met een woord, dat op het moment zelf niet genoemd wordt en zich toch in de gedachten van zowel hoofdpersoon als lezer vasthaakt: geschiedenis.
De documentairemaker Arthur Daane wandelt door Berlijn, een stad die zich volgens hem alleen laat kennen door er eindeloos in rond te dwalen. Soms ontmoet hij zijn intellectuele vrienden in een restaurant voor een portie ouderwetse Duitse worst en soms ontmoet hij een intrigerende vrouw met een litteken.
Het verleden van Arthur, van de stad en van de mensen om hem heen, weegt zwaar op het heden, zo zwaar dat gedachten aan de toekomst nauwelijks van de grond komen. De wereld lijkt niets anders te zijn dan één grote referentie, een verzameling aan verwijzingen naar goden, oorlogen en liefdes. En als Arthur aan het slot van de roman, door naïeve nieuwsgierigheid gedreven, zich op de toekomst richt, blijkt het lot hem niet gunstig gezind. Door een brute overval op straat komt hij zo dicht bij de doden te staan, dat hij eindelijk accepteert zijn eigen doden voor altijd bij zich te dragen.