Eeuwige kermis (8 – slot) – Euthanasie
Verloren zaak en minder-ideale oplossingen
Aan sommige situaties kun je niets veranderen. Wie een telefoon in de sloot heeft laten vallen (en wie is dat ongeluk bespaard gebleven?), kan maar beter een nieuwe kopen. Met een schepnetje over de bodem schrapen of de sloot professioneel laten uitbaggeren zal geen bruikbaar apparaat opleveren. De strijd om een gezonken telefoon kun je daarom het beste zo snel mogelijk opgeven. Een gezonken telefoon is niet te redden.
Andere situaties worden soms ten onrechte voor een verloren zaak aangezien. Je hebt een treitercollega, een te donker huis of een onbevredigende relatie en omdat je die collega niet kunt ontslaan, de positie van de zon niet kunt veranderen en je partner weigert aan jouw wensen te voldoen, accepteer je klagend of zwijgend je lot. Maar dat de ideale oplossing niet bestaat, wil niet zeggen dat er helemaal geen oplossing bestaat. De minder-ideale oplossingen, zoals zelf een andere baan, huis of partner zoeken, kunnen aantrekkelijker zijn dan de status quo. Mijn motto is: als je een onaangename situatie kunt veranderen door je eigen gedrag of verwachtingen aan te passen, is de kans groot dat die verandering een verbetering oplevert.
Vechten of opgeven
Uiteraard is het niet altijd eenvoudig de verloren zaak te onderscheiden van de situatie die je met doorzettingsvermogen of inventiviteit naar je hand kunt zetten. Wanneer moet je vechten en wanneer moet je opgeven? Dat is de vraag die Eeuwige kermis misschien het meest heeft geïnspireerd en die de twee verhalen in mijn roman met elkaar verbindt: het verhaal van het toeristische polderdorp en het verhaal van Julia en haar vader. In het geval van het polderdorp durft Julia een eenduidig antwoord te geven: het is tijd om te vechten. Over haar vader laat zij zich minder gemakkelijk uit.
Allereerst is er de kwestie van de hoop. Kanker is een ziekte die met een combinatie van geavanceerde middelen en wilskracht overwonnen kan worden en dus staat de diagnose ervan op één lijn met vechten. Maar kanker is helaas ook een ziekte die kan winnen. Ondanks een verbeten strijd kan een vroege dood onontkoombaar zijn. Wanneer geef je de hoop op? Als artsen de woorden ‘ongeneeslijk’ en ‘uitbehandeld’ uitspreken? Of als je zelf voelt dat je niet meer uit bed zult komen?
Op het moment dat haar vader haar vertelt dat hij voor euthanasie heeft gekozen, weet Julia niet goed hoe ze moet reageren. Ze respecteert zijn keuze en wil hem erin steunen, maar is dat geen laffe houding? Zou ze als liefhebbende dochter niet moeten proberen haar vader op andere gedachten te brengen? Zou ze niet minstens een schijnstrijd moeten voeren om te tonen dat zijn leven haar dierbaar is?
Ook de euthanasie zelf is niet eenduidig. Je zou het vervroegen van de dood als opgeven kunnen zien. Wanneer vechten geen zin meer heeft, lever je jezelf uit. Maar je kunt euthanasie evengoed als een daad van verzet classificeren. Door een arts te verzoeken je te helpen, geef je de strijd juist niet op en blijft jouw leven in jouw handen. [Over de zelfgekozen dood als daad van zelfbehoud heb ik overigens een langer stuk geschreven, dat volgende week in HP De Tijd (nr. 41) zal worden afgedrukt.]
Julia weet zich uiteindelijk wel een houding te geven, die ik hier verder niet wil toelichten. Maar één ding wordt duidelijk: zowel helden als levenskunstenaars leren feilloos de momenten te herkennen waarop ze moeten vechten of opgeven.
Tot slot
In deze serie stukjes heb ik genavigeerd van het afscheid van een ouder naar het verlangen naar authenticiteit, van nostalgie naar vervreemding en hyperrealiteit, van consumentisme naar verbondenheid, en tot slot van idealisme naar euthanasie. Ik geloof niet dat ik erin ben geslaagd om precies uit te leggen waar mijn boek over gaat. Maar misschien is dat juist wel goed: wie echt wil weten waar Eeuwige kermis over gaat, zal zelf de roman moeten lezen.