Een dag uit het leven van een figurant
Silence Partout. Moteur Demandé. Ça Tourne. Action!
Om acht uur ’s morgens verzamelen vijftig figuranten en ongeveer evenveel productiemedewerkers zich in een café in de buurt van Pigalle voor de opnames van de scènes 121/123 van de film Populaire. Terwijl ik mijn formulier invul met bankgegevens en sofinummer, stalt een leger van visagisten en kappers hun gereedschap uit. Binnen drie uur moeten zij vijfentwintig slaperige mannen en vijfentwintig kleurloze vrouwen omtoveren tot geloofwaardige representanten van de jaren vijftig.
Mijn transformatie begint met een vleeskleurige panty, een puntbh en een rode snoepjesjurk met meters tule. Vervolgens gaan de krullen in mijn haar, wordt mijn gezicht onder handen genomen en spuit men een bus lak op mijn hoofd leeg. In gouden muiltjes loop ik zelfbewust, als de prinses die ik niet ben, de eetzaal in, waar we om elf uur lunchen. Aangezien er enkel vlees op het menu staat, eet ik een bordje haricots verts.
Een half uur later, van nieuwe lipstick voorzien door de meereizende visagisten, neem ik samen met de andere figuranten plaats in een nabijgelegen theater, waar de betreffende scènes zullen worden opgenomen. Op de tafels staan diverse drankjes die we niet mogen aanraken; appelsap in cognacglazen, lambrusco in champagnecoups en water in cocktailglazen die met opgeprikte frambozen of olijven zijn versierd. Ook liggen er pakjes sigaretten klaar en we worden aangemoedigd die juist wel te consumeren, want de asbakken moeten vooral niet leeg zijn.
Dan begint het lange wachten. We wachten op de technici die het licht instellen en de camera tracks opbouwen en afbreken. We wachten op een sein van de cameraman, de regisseur, de eerste assistent of een van de andere mensen die orders roepen of uitvoeren. En we wachten op minder zichtbare zaken die zich achter de schermen voltrekken en daardoor des te interessanter lijken.
We verdrijven onze verveling door om ons heen te kijken, wat soms tot enige jaloezie leidt. Vooral de jonge en ambitieuze actrices, die zich eigenlijk te goed voelen voor de rol van figurant, vergelijken hun jurken en halskettingen met elkaar en constateren dat een groepje, waartoe ik behoor, buitengewoon gunstig is toebedeeld. Uit de aandacht die de costumière voor ons heeft gehad, leiden ze af dat wij een speciale status moeten hebben. Ook de stoelen die we in het theater hebben gekregen, bevestigen dit: we bevinden ons recht achter de plaats waar de heldin van de film zal gaan zitten, wat garandeert dat onze gezichten hoe dan ook in de uiteindelijke montage terechtkomen. Pas als de regisseur ons persoonlijk gedag komt kussen, begrijpen ze waarop onze status is gebaseerd: wij zijn intimi.
Zodra de acteurs arriveren, beginnen de repetities en leren we wie op welk moment naar wie moet kijken. Aan mijn tafel ontwikkelen we ons eigen repertoire ter voorbereiding: ‘Arrête de briller’ (letterlijk: stop met glanzen, oftewel: dep je voorhoofd droog), ‘Montre nous ton tulle’ (letterlijk: toon ons je tule, oftewel: trek je hesje omlaag zodat je decolleté beter uitkomt) en ‘Va brûler tes doigts’ (letterlijk: verbrand je vingers, oftewel: steek je sigaret aan). Wij letten minutieus op alle details; een regisseur staat er gelukkig nooit alleen voor.
Ondertussen spelen zich tientallen dramaatjes af. Zo zijn er kanten handschoenen die niet door de ballotagecommissie komen en in allerijl geruild moeten worden, een elektrische stop die doorslaat, een trompettist die er in een eenvoudige choreografie maar niet in slaagt om de juiste kant op te draaien, een beroemde actrice die onaangekondigd en onuitgenodigd het theater binnen loopt, een acteur die steeds over dezelfde zin struikelt en een figurant die zijn mobiele telefoon op een tafel in beeld heeft laten liggen.
Eindelijk horen we dit: ‘Silence Partout. Moteur Demandé. Ça Tourne. Action!’ En we horen het vaak, want voor iedere deelscène heeft de regisseur twee of drie camera-opstellingen bedacht en omdat er maar één camera aanwezig is en er vanuit iedere opstelling minstens drie opnames nodig zijn, moet alles zo’n tien keer gespeeld worden. Ik ervaar wat er nodig is om drie minuten speelfilm op te nemen en mijn respect voor de productieteams in deze industrie groeit.
Rond zeven uur ’s avonds ben ik gaar. Te veel gerookt, te weinig gedronken en te lang gezeten. De laatste uren heb ik met verlangen naar de setwerkers gekeken die heen en weer renden en problemen oplosten. Na afloop vraagt de vrouw van de regisseur, die de mooiste jurk van allemaal draagt: ‘En, vond je het leuk?’ ‘Nee,’ antwoord ik lachend, ‘trop de travail.’