De droom
Vannacht bevond ik mij op een paradijselijk eiland. Het huis waarin ik een kamer kreeg aangeboden was een groot koloniaal pand midden op het witte strand; van de houten trap kon je zo de oceaan in lopen.
De eerste wolken verschenen toen ik mijn kamer te zien kreeg, die eerder op een bezemkast leek dan op een plaats om in te slapen. Maar wat maakte het uit, schrijven zou ik op de veranda doen en verder was je toch altijd buiten. In de gezamenlijke ruimtes kreeg ik kasten aangeboden voor mijn boeken en kleren en nadat ik mijn bagage had uitgepakt, maakte ik een strandwandeling.
Bij terugkomst was het huis vol mensen, honderden, er was een uitbundig feest aan de gang. Omdat men grappen maakte over mijn outfit, die aan de herfst in Noord-Europa deed denken, wilde ik me omkleden, maar al mijn spullen waren verdwenen. Verhuisd naar een andere kast, vertelden mijn huisgenoten. In deze drukte zou ik ze niet kunnen lokaliseren. In de hoop een jurk of iets te vinden liep ik mijn kamer in die was omgetoverd tot rookhok.
Buiten op het warme zand vroeg ik me af hoe lang ik het vol zou houden te leven in een paradijs waar eigendommen niet bestonden en mensen voortdurend over je grenzen heen gingen. Waren de zon en het water voldoende compensatie? Ik schaamde me vast te moeten stellen dat ik liever in mijn schone huisje in Parijs was gebleven, waar ik af en toe tegen de muren opkroop omdat ik ruimte nodig had en lucht.
N.B. Ik heb mij niet lang hoeven afvragen waar deze droom vandaan kwam: een goede vriendin is deze week naar Curaçao verhuisd en een andere zette gisteren twee foto’s online van haar nieuwe kamer in Ibiza.