Schoonheid
Een wakkere zaterdagmiddag vol ongenadige zon. Mijn lief en ik leggen met moeite de pennen neer en sjokken op sandalen naar het Jardin du Luxembourg. We durven het niet aan om een driedaags weekend binnen te blijven met dit weer; de zon zou zich eens beledigd kunnen gaan voelen.
Het park is bezaaid met picknickende stedelingen en gidsbestuderende toeristen. Vlakbij een drinkwaterfonteintje vinden we twee luie stoelen op een verhoging met een bries. We zinken neer en openen onze lectuur. Hij: The Virgin Suicides (Jeffrey Eugenides). Ik: Light Years (James Salter). Bij iedere derde zin die ik lees, moet ik aan mijn eigen roman denken en maak ik een potloodnotitie in het speciaal daarvoor meegenomen schriftje. Wanneer je in een schrijfbui gaat zitten lezen, kun je namelijk niet lezen; dan schrijf je gewoon via de woorden van anderen verder.
Na een half uur geef ik het op en maak ik een wandeling, mijn lief in zijn stoel achterlatend. Schreeuwende stemmen lokken me naar het hek toe aan de kant van het Pantheon. ‘Moordenaar,’ roepen de stemmen. Dichterbij hoor ik wie er volgens hen een moordenaar is: AirFranc-KLM. Dat klinkt als een intrige waar ik meer van wil weten.
Ik loop het park uit en de demonstratie in. Niet meer dan tien mensen met megafoons roepen hun boodschap naar ongeïnteresseerde voorbijgangers. Ik spreek een jongen aan met roze haar, neusringen, tatoeages. Hij staat me uiterst vriendelijk te woord en overhandigt me een tweetalige flyer. Air France-KLM vervoert laboratoriumdieren en brengt grote hoeveelheden apen uit Mauritius naar Europese martelhuizen. En daar moeten ze mee stoppen, vindt hij. Ik knik meelevend – als vegetariër draag ik dierenrechtenactivisten een warm hart toe.
Een minuut later neem ik afscheid van de moordernaarroepende minimeute en vervolg mijn wandeling, nu mijmerend over laboratoriumdieren. Is Air France-KLM schuldig aan het misbruiken en doden van dieren? Als ze het vervoer zouden stopzetten, neemt een andere compagnie het geheid over. Beter dus om de laboratoriums zelf tot boeman te maken. Maar die zullen de schuldvraag graag nog een stap verleggen en beweren dat het aan de overheid en de consumenten ligt. De overheid staat immers geen medicijnen toe die niet zijn getest en de consumenten willen graag schoon zijn – daarom kopen ze allerlei cosmetische prut. Als er geen vraag is, zal er ook geen aanbod meer zijn, is de redenering.
Ik kijk naar de consumenten in het park: dat wij ziek worden en medicijnen nodig hebben is niet altijd onze schuld, maar waarom willen we allemaal graag zo schoon zijn? Het antwoord volgt snel: omdat de media ons een ideaalbeeld voorspiegelt. Aha! Dus de media zijn de moordenaars! Maar zijn de media niet gewoon spreekbuizen? Spreekbuizen van glamour en glorie. Van Hollywood. Als Hollywood wat vaker gewone mensen zou casten en geen sterren zou produceren, zouden wij allemaal niet zo schoon hoeven zijn. Maar dan kom ik op gevaarlijk terrein, want wie maakt Hollywood? De schrijvers. Zonder schrijvers, geen films. Bijna iedere film die ik tegenwoordig zie is gebaseerd op een roman. Ben ik als schrijver een moordenaar van apen? Er moet een fout in mijn redenering zijn geslopen.
Vertwijfeld ga ik weer bij mijn lief zitten, in een luie stoel. ‘Wie is er nou toch schuldig,’ vraag ik hem, nadat ik hem mijn dilemma uit de doeken heb gedaan. Hij glimlacht geruststellend: ‘Het is de schoonheid zelf, lieverd. Wij mensen kunnen er niets aan doen. Het is altijd het idee zelf.’ Ik knik, het is acceptabel en begrijpelijk, maar wie gaat het de apen uitleggen?