Den Haag – Thuis in het bed van een ander (1)
Sinds een week verblijven mijn man en ik in Den Haag, in het statige pand van een ruimhartige tante en oom die zelf op vakantie in Bretagne zijn. Mijn volgende roman is deels gesitueerd in de Archipelbuurt van deze politieke hoofdstad en het leek me verstandig hier eens wat rond te struinen; mijn kennis van Den Haag reikte niet veel verder dan Panorama Mesdag, Het Binnenhof en het rudimentaire Monopoly-register.
De woning ligt in een rustige straat van het Statenkwartier, op steenworpafstand van zowel het macabere Joegoslavië tribunaal als de gemoedelijke Frederik Hendriklaan – ook wel de Fred genoemd, voor ingewijden, al klink je bij het gebruik van die afkorting wellicht even oubollig als wanneer je “Boul Mich” zegt en je Boulevard St. Michel bedoelt. In dit ruime huis van drie verdiepingen hebben mijn tante en oom vier kinderen groot gebracht en omdat het wel erg leeg aanvoelde toen die allemaal waren uitgevlogen, wonen er nu doordeweeks (behalve tijdens de vakantie) twee meisjes die een dansopleiding op het Haagse conservatorium volgen. Hun kamers hebben roze muren en dekbedovertrekken met bloemen erop.
De eerste paar dagen liepen mijn man en ik wat onwennig door de ruimtes; het huis was ons schoon en met een gebruiksaanwijzing aangeboden, en toch voelde het alsof wij op slinkse wijze andermans plaats hadden ingenomen. Als indringers woonden we tussen de gestreepte handdoeken, intieme familiekiekjes, beduimelde boeken en halflege kruidenpotjes waar de vingerafdrukken van anderen nog opzaten. Steeds wanneer mijn handen naar een stuk zeep, het toiletpapier, of de fles olijfolie reikten, voelde ik gêne – overbodig wellicht, want ik had nadrukkelijk toestemming gekregen overal gebruik van te maken, tot en met een garderobe vol jassen aan toe, en die alledaagse producten zijn eenvoudig te vervangen. Toch leek het ondenkbaar dat we bij warm weer in de slaapkamer van mijn tante en oom zouden gaan liggen, ook al hadden ze ons bij hun vertrek op het hart gedrukt dat we dat vooral moesten doen, want de zolder werd zomers nu eenmaal heet en lakens konden toch gewoon gewassen worden?
Gelukkig wende het huis snel. Ik opende een nieuw flesje balsamico azijn. Ik schoof een paar potjes crème op een plank in de badkamer opzij. Ik reorganiseerde de koffiekopjes en mokken in de keukenkast. En toen het kwik vorige week de dertig graden bereikte, smolten mijn scrupules en namen we met overgave de hoofdslaapkamer in. Gisterenavond vond uiteindelijk de finale van onze inauguratie plaats: na een diner bij kaarslicht en donderslagen, zetten we de muziek (van Gainsbourg tot Cee-lo) een toontje luider en begonnen we te dansen. Eerst op het stuk parket tussen voorkamer en zitkamer. Vervolgens rondom de marmeren tafel en in de lange hal. Uiteindelijk met blote voeten op het enorme kleed tussen de zwarte leren banken. En nee, we hebben niet op de stoelen gedanst, want dat zouden we bij ons in Parijs ook niet doen, maar we vergaten wel even dat we hier te gast zijn. Gisterenavond waren we gewoon thuis.