Presentatie Salto mortale

 

Dit is de verkorte versie van de toespraak die de auteur
op 6 september 2009 gaf
ter gelegenheid van de presentatie van

 

Salto mortale

(weggelaten: welkomstwoord)

Salto mortale. De titel was er al vroeg, want ik wilde schrijven over vrijheid, het overwinnen van angsten en de constante dreiging van de dood. Over een sprong in het diepe dus. Een sprong die je bevrijdt van alles wat je beperkt.

Vervolgens kwamen de personages. Twee, drie, vier, vijf vrouwen. Ik heb gezocht naar mannen, want een verhaal waarin beide seksen voorkomen leek me veel evenwichtiger. Maar ik vond er geen. Het is me nog net gelukt een neefje met een pick-uptruck een rol te geven en later verschijnt er sporadisch een rouwende weduwnaar. Alle andere mannen blijven buitenbeeld; het zijn enkel vaders of echtgenoten aan wie de hoofdpersonages denken.

Daar zat ik dus met mijn vijf vrouwen en een irrationele sprong. Nog zonder verhaal. Uiteindelijk verscheen het kasteel. Een zwart Middeleeuws kasteel in een vreemde omgeving. Oost-Europa misschien? Het kasteel bracht mysterie, spanning, gevaar, zeker wanneer niemand de taal daar zou spreken. Maar wat zochten die vijf vrouwen daar, in dat kasteel?

Natuurlijk ga ik dat hier niet allemaal verklappen. Er moet tijdens het lezen wat te raden over blijven. Zeker is, dat het niet alleen om een cursus renoveren gaat. Want een klucht waarin mensen van ladders tuimelen interesseerde me niet zo.

Het was pas halverwege de constructie van Salto mortale, dat een nieuw thema zich aandiende: moeders en dochters. Een thema dat zich moeiteloos liet verweven met de elementen die ik al had: vijf vrouwen en hun verlangen naar vrijheid.

Maar toen ik over moeders schreef, schreef ik niet alleen over vrouwen die kinderen op de wereld hebben gezet. Ik schreef ook over vrouwen die de wereld op een andere manier hebben verrijkt, met hun kunst, hun filosofie, hun literatuur. En de roman kreeg voor mij toen een extra dimensie, want die moeder-dochterrelatie was er een waarmee ik al langer worstelde. Om goed te kunnen schrijven, had ik voorbeelden nodig. Maar om vrij te kunnen schrijven, moest ik me juist van hen losmaken. Ik wilde in de voetsporen treden van mijn voorgangers en ik wilde mijn eigen paden bewandelen. Ik probeerde onafhankelijk te zijn en bleef hun kritische en verwachtingsvolle blik voelen.

De roman werd voor mij pas doorzichtig toen ik het volgende fragment schreef, dat in gewijzigde versie in het boek is opgenomen:

Met een klap zet Colette haar glas op tafel en staat op. Binnen een paar seconden is ze bij de kastanjeboom. Ze laat haar slippers bij de stam achter, slaat haar arm om een tak en trekt zichzelf omhoog. De ruwe schors drukt in haar handen.
Waarom klimmen volwassenen nooit in een boom, terwijl het verlangen de hoogte in te gaan blijft bestaan? Angst om te vallen, je kleren te scheuren, belachelijk te zijn.
‘Wat ben jij van plan?’ vraagt iemand.
Colette antwoordt niet en klautert de kastanje in waarnaar zij iedere avond verlangend heeft gestaard. Haar biceps verzuren, haar kuiten trillen, maar wie omhoog wil, vindt de kracht om te klimmen.
‘Heb je je verstand verloren?’ roept een ander.
‘Misschien ligt het hierboven’, antwoordt Colette.
De cursus voldeed niet aan de verwachtingen. De anderen voldeden niet aan de verwachtingen. Waarom zou zij dan wel aan de verwachtingen voldoen? Nog geen minuut later zit Colette in de kruin van de kastanje en golft haar bulderende lach van tak naar tak.

Ik zag Colette in die boom zitten en wist dat de andere vrouwen niet zouden kunnen achterblijven. Alle vier klommen ze haar achterna, want ook zij hadden het onbeheersbare verlangen om recalcitrant te zijn. En dit beeld van de vijf vrouwen in de kastanjeboom heeft de toon bepaald van deze roman. Want de schrijver in mij is ook in die boom geklommen. En als het aan mij ligt, kom ik er niet meer uit.

Nu heb ik het eerste exemplaar van Salto mortale in handen en u verwacht dat ik dat aan iemand ga geven. Vooruit, ik zal u niet teleurstellen, ik zal het aan iemand geven, want als ik nooit meer aan de verwachtingen voldoe, is dat ook weer zo voorspelbaar. Ik had dit boek best aan Simone de Beauvoir willen overhandigen, aan Anais Nin of aan Etty Hillesum – om een paar van mijn spirituele moeders te noemen. Maar afgezien van het feit dat dat een nogal lugubere ceremonie zou opleveren, omdat deze vrouwen niet meer in leven zijn, besefte ik ook dat het juist de ondeelbaarheid van de positie was, die een moeder tot een echte moeder maakte. Met andere woorden: een moeder is uniek – je hebt er maar een. En die van mij staat hier recht voor me. Er is maar een persoon aan wie ik Salto mortale kon opdragen en aan wie ik dit eerste exemplaar wil overhandigen. Het spijt me Simone, Anais en Etty, maar dit boek is voor Mieke, mijn moeder van vlees en bloed.

(weggelaten: dankwoord)

>> terug naar pagina Salto mortale